13. Financiën en continuïteit

 

Dit jaar presenteren wij voor het eerst een gezamenlijk financieel verslag van de scholengroep Driestar-Wartburg. Dit verslag is nog opgebouwd vanuit twee afzonderlijke administraties.  De reden hiervoor is dat de systeemintegratie van de financiële administratie nog niet is gerealiseerd en er daarom nog twee gescheiden boekhoudingen worden gevoerd.

Ons financieel beleid is gericht op een gezonde exploitatie en vermogenspositie ten behoeve van de continuïteit van de organisatie en de kwaliteit van het onderwijs. Bij het besteden van de middelen staat het onderwijs centraal. We zijn en blijven er alert op dat de middelen worden uitgegeven aan de juiste zaken (de rechtmatigheid van de besteding van onderwijsmiddelen) en dat de besteding voldoende doel- en kostenbewust is (de doelmatigheid van de besteding).

13.1 Continuïteitsparagraaf

Ook in 2021 was de wereld in de ban van de strijd tegen het coronavirus. De coronacrisis heeft veel gevraagd van iedereen in het onderwijs en de jongste generaties in ons land zijn hierdoor hard geraakt. Het leren is vertraagd en het sociale leven stond lang stil. Door het coronavirus konden veel buitenschoolse activiteiten geen doorgang vinden, waardoor er minder kosten zijn gemaakt. Voor de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de leerlingen en het inhalen van coronavertragingen heeft de overheid aan de school in 2021 € 5.289.000 beschikbaar gesteld via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Diverse ondersteunende activiteiten om achterstanden bij leerlingen te voorkomen of zo mogelijk te repareren worden uit deze middelen bekostigd. Bij de besteding van deze middelen moet steeds het besef zijn dat deze middelen komende jaren weer weg zullen vallen en dan dus ook de kosten verlaagd moeten kunnen worden om financieel gezond te kunnen blijven. Voor het niet-bestede deel van het NPO is een bestemmingsreserve gevormd van € 4.223.000.

Per 1 mei 2021 is de Stichting Materiële Steun ontbonden. Het vermogen van € 575.000 is aan de school geschonken met de opdracht het vermogen uitsluitend te besteden ter ondersteuning van het reformatorisch VO in de regio Rotterdam/Dordrecht, in het bijzonder door financiële steun te verlenen als er sprake is van een lange reisafstand en de school anders (financieel) onbereikbaar wordt. Voor deze middelen is een bestemmingsfonds gevormd.

Aan het verwachte negatieve resultaat voor 2022 liggen bewuste keuzes ten grondslag. Dit negatieve verwachte resultaat komt onder andere uit:

  • doorgeschoven investeringen uit voorgaande jaren, waarvan nu alleen de kosten in de begroting zijn opgenomen en de bekostiging in voorgaande jaren is ontvangen;
  • bestedingen van middelen die eerder zijn ontvangen en waarvoor een bestemmingsreserve is gevormd;
  • fusiekosten die bewust ten laste van de reserves worden gebracht, zodat deze niet ten koste gaan van de voor het onderwijs beschikbare middelen;
  • aanloopkosten voor de opstart van de havo-bovenbouw in locatie Leiden. Deze worden tot een maximum van € 100.000 per jaar gedurende de eerste vijf jaar ten laste van de reserves gebracht.

Voor de langere termijn zijn er wel aandachtspunten en vragen waarvoor nog antwoorden moeten worden gevonden. De meerjarenbegroting ziet er op dit moment solide uit, maar ook voor komende jaren zal een strakke begrotings- en bestedingsdiscipline nodig zijn om binnen de financiële kaders te blijven. Daarbij moeten we beseffen dat de Wet vereenvoudiging grondslagen bekostiging VO-scholen, die per 1 januari 2022 een feit is, voor de gezamenlijke scholen op termijn een negatief effect heeft van € 500.000 en dat de subsidiebedragen voor 2022 lager zijn dan de tarieven van 2021 ter dekking van nieuwe aanvullende bekostigingsregelingen. Tevens zien we toenemende kosten van een aantal kleine onderwijsstromen binnen enkele locaties.  Op dat terrein - welk onderwijsaanbod we binnen welke locatie bieden – zullen we komende jaren zorgvuldig moeten blijven bouwen aan een onderwijsaanbod met voldoende continuïteitsperspectief.

De komende jaren zullen we nog te maken blijven hebben met kosten die gemaakt worden ten behoeve van de integratie van de stafafdelingen van beide scholen. Het proces van integratie mag tot nu toe voorspoedig verlopen. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor het komen tot één nieuwe gezamenlijke medezeggenschapsstructuur en de integratie van de managementstructuur. Voor de komende jaren is het vooral van belang om deze stabiliteit met elkaar te blijven bewaken.

Het totaalbeeld dat voor de scholengroep naar voren komt, stemt ons dankbaar. De scholengroep heeft een solide financiële positie met ruim voldoende financiële reserves. De komende jaren zullen DV door de inzet van het surplus dat in de afgelopen jaren is ontstaan gecontroleerd negatieve resultaten verantwoord zijn. We bidden dat de Heere deze voornemens wil zegenen en bovenal het onderwijs tot zegen wil laten zijn voor onze leerlingen.

13.2 Leerlingaantallen

Jaarlijks worden de leerlingenprognoses van onze scholen geactualiseerd. Deze prognoses zijn ook gebruikt bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2023-2025. De leerlingenaantallen in de groepen 4 t/m 8 van de basisscholen in ons voedingsgebied zijn komende jaren nog behoorlijk stabiel. Door onder andere een afnemende gezinsgrootte sluiten we niet uit dat op langere termijn het aantal leerlingen structureel lager zal worden.

 

13.3 Financiële kengetallen

Sinds 2008 berust het financiële toezicht op het onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Eén van de onderdelen van dat financiële toezicht is het zogenaamde toezicht op de financiële continuïteit: de vraag of een bestuur/instelling financieel gezond is en op korte en middellange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.

Dit toezicht dat deel uitmaakt van het geïntegreerd toezicht, vindt risicogericht plaats. Op grond van een analyse van de financiële gegevens uit het jaarverslag en de bijbehorende continuïteitsparagraaf en/of eventueel signalen bepaalt de inspectie of de financiële positie van de instelling nader moet worden onderzocht. Bij de analyse gebruikt de inspectie ter detectie van de risico’s een set kengetallen.

Deze kengetallen zijn nadrukkelijk geen normen waaraan schoolbesturen/instellingen moeten voldoen. Het onderschrijden van een norm leidt niet automatisch tot aangepast financieel toezicht en het behalen van de norm leidt omgekeerd niet automatisch tot het opheffen van aangepast financieel toezicht als daarvan sprake is.

De set kengetallen waarvan de inspectie gebruik maakt, zijn liquiditeit, solvabiliteit II en absolute omvang liquide middelen. In het verleden heeft de inspectie ook andere kengetallen gebruikt voor het identificeren van financiële risico’s, zoals de rentabiliteit. Met de invoering van het Onderzoekskader 2021 worden alleen de hiervoor genoemde kengetallen gebruikt voor het identificeren van besturen met een mogelijk financieel risico. De andere kengetallen blijven echter nog wel onderdeel uitmaken van de analyses die de inspectie uitvoert.

Met onderstaande kengetallen voldoet de school voor alle criteria aan het waarderingskader. Het eind 2019 door sociale partners gesloten convenant met het kabinet over de aanpak van het personeelstekort en de werkdruk in het funderend onderwijs en het Nationaal Programma Onderwijs hebben een - tijdelijk - fors positief effect op de kengetallen. De extra middelen uit het onderwijsconvenant zijn ontvangen in 2019 en worden ingezet vanaf het schooljaar 2020/2021. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs worden in 2021 en 2022 beschikbaar gesteld en mogen tot en met het schooljaar 2024/2025 besteed worden aan interventies uit de ‘menukaart’ of catalogus die door het ministerie is samengesteld en het best bij de school passen. De inzet van deze middelen zorgt vanaf dat moment voor een negatief effect op het resultaat, de liquiditeit en de rentabiliteit.

 

De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2020 een nieuwe signaleringswaarde, het normatieve publieke eigen vermogen, gepubliceerd voor het bepalen van de bovengrens van het eigen vermogen. De Onderwijsinspectie gaat deze signaleringswaarde gebruiken in het toezicht op het betreffende bestuur. In dit gesprek wordt de vermogenspositie in de context geplaatst en besproken wat het beleid is van het bestuur. Context en beleid kunnen aanleiding zijn om (tijdelijk) een hogere vermogenspositie aan te houden dan de signaleringswaarde. Dat is ook het geval bij onze school. Het werkelijk publieke eigen vermogen is in 2021 namelijk tijdelijk boven het normatieve eigen vermogen uitgekomen. Omdat de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs worden toegekend als lumpsum moeten de middelen volledig als baten worden verantwoord in het jaar waarin ze worden toegekend. De besteding van deze middelen kan niet volledig worden gedaan in het jaar waarin we deze hebben ontvangen. Daarvoor is een bestemmingsreserve gevormd die een tijdelijk effect heeft op het werkelijk publieke eigen vermogen van € 4.223.000. Verder hebben bijvoorbeeld de integratiekosten in 2022 en 2023 en (geplande) investeringen in ventilatie in de gebouwen effect op het normatieve eigen vermogen. Nog niet duidelijk is welk effect de strikte berekeningssystematiek van de voorziening groot onderhoud op het vermogen zal hebben. Waarschijnlijk zal hierdoor het werkelijk publieke eigen vermogen ten opzichte van het normatieve eigen vermogen verder dalen.

Hieronder volgt een korte toelichting op de andere kengetallen.

Solvabiliteit II

De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De solvabiliteit van de scholengroep Driestar-Wartburg ligt mede door diverse bestemmingsreserves ruim boven de ondergrens van 30%.

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen is de belangrijkste indicator voor het weergeven van de financiële positie. Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de noodzakelijke financiële reserve. Dit wordt gedefinieerd als het eigen vermogen gedeeld door de totale baten uit de bedrijfsvoering. Bij een financiële calamiteit dient het weerstandsvermogen als buffer. Het geeft het vermogen weer om ook in ongunstige tijden de activiteiten te kunnen voortzetten en geeft zodoende een indicatie van de continuïteit van de scholengroep Driestar-Wartburg bij onvoorziene gebeurtenissen. Op basis van een risicoanalyse is het benodigde weerstandsvermogen vastgesteld voor Driestar op 12,4% en voor Wartburg op 13,3% van de begrote baten bij een gewenst zekerheidsniveau van 95%.

De inspectie hanteert voor de berekening van het weerstandsvermogen het totale eigen vermogen, dus inclusief alle bestemmingsreserves. Omdat de bestemmingsreserves een vaststaande bestemming hebben, zijn de uitkomsten bij deze rekenwijze geflatteerd. Om die reden hanteert de scholengroep Driestar-Wartburg bij de berekening van het weerstandsvermogen de algemene reserves en de bestemmingsreserves weerstandsvermogen.

Mede dankzij de vorming van eigen vermogen in het verleden en door positieve exploitatieresultaten over 2020 en over 2021 blijft het weerstandsvermogen - ondanks het begrote exploitatietekort voor 2022 - op peil. Daardoor kunnen en willen we het surplus aan weerstandsvermogen komende jaren inzetten voor het onderwijs.

Liquiditeit

De liquiditeitsratio geeft aan in welke mate de instelling op korte termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De current ratio is geen primaire stuurvariabele, maar speelt in het geheel van het financiële beleid wel een rol. Een te hoge ratio wijst op een te hoge stand van de liquide middelen, waardoor deze onvoldoende renderend zijn. De norm van de onderwijsinspectie is minimaal 0,75. De school hanteert als norm 1,00. In dat geval zijn er meer bezittingen die op korte termijn te gelde gemaakt kunnen worden, dan kortlopende schulden die afgelost moeten worden. Ook aan deze norm wordt ruimschoots voldaan. Door de NPO-middelen in 2021 en 2022 ligt de ratio tijdelijk hoger.

Rentabiliteit

Rentabiliteit is de verhouding tussen het financiële resultaat en het vermogen waarmee dat resultaat is behaald. Onderwijsinstellingen zijn niet gericht op winst maar streven op de langere termijn naar een resultaat van nul. Ook dit kengetal is vanwege de NPO-middelen in de jaren 2021 tot en met 2023 vertekend.

Belangrijker voor de scholengroep is de 'rentabiliteit genormaliseerd'; immers voor een aantal kosten is er een bestemmingsreserve gevormd die van invloed is op de rentabiliteit. Dit kengetal is met 3,1% hoog voor onze scholengroep. Hieraan liggen diverse oorzaken ten grondslag, bijvoorbeeld omdat er minder kosten zijn gemaakt door corona en de krapte op de arbeidsmarkt. Voor 2022 tot en met 2024 is het kengetal negatief en wordt de toename van het eigen vermogen al deels ingezet voor het onderwijs ingezet.

Huisvestingsratio

Voor goed onderwijs is ook goede huisvesting nodig. Hoewel de kosten voor huisvesting in het onderwijs slechts een klein deel van de totale kosten vormen, hebben recente casussen laten zien dat de gevolgen van financiële risico’s die met huisvesting samenhangen, groot kunnen zijn. Om die reden heeft de inspectie in opdracht van de minister van OCW een onderzoek uitgevoerd naar huisvesting en de financiering daarvan bij bekostigde onderwijsinstellingen in de sectoren mbo, hbo en wo.

Vanaf 2016 maakte de inspectie voor haar financiële toezicht gebruik van de huisvestingsratio. De huisvestingsratio geeft aan welk deel van de totale lasten gaat over huisvesting. De signaleringswaarde was 10% en fluctueert bij de scholengroep Driestar-Wartburg rond de 7%.

 

13.4  Financieel resultaat

Evenals vorig jaar konden we 2021 met een fors positief resultaat afsluiten. De kosten zijn het meest beïnvloed door Covid-19, waardoor bijvoorbeeld aanmerkelijk minder sectiekosten en professionaliseringskosten gemaakt zijn. Daarnaast kon door krapte op de arbeidsmarkt niet in alle vacatures worden voorzien. Bij de baten is het resultaat aanzienlijk beïnvloed door de verschillende aan Covid-19 gerelateerde subsidies, waarvan het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) het meest in het oog springt. Hiervoor is bijna € 5.300.000 aan subsidie ontvangen, terwijl de kosten in 2021 nog geen € 1.100.000 waren. Voor de niet-bestede middelen is een bestemmingsreserve gevormd van ruim € 4.200.000. In 2022 worden nogmaals NPO-middelen ontvangen. De inzet zal plaatsvinden tot en met het schooljaar 2024/2025. Dit verklaart tegelijk de negatieve begrote resultaten voor de jaren 2023 en 2024. Aan het verwachte negatieve resultaat voor 2022 liggen bewuste keuzes ten grondslag die in de continuïteitsparagraaf zijn genoemd.

 

Hieronder volgen de belangrijkste verschillen tussen de begroting en de realisatie in 2021.

 

 

13.5  Financiële positie

Het eigen vermogen is opgebouwd uit een algemene reserve, een aantal bestemmingsreserves (publiek en privaat) en een bestemmingsfonds.

  • Algemene reserve

De algemene reserve is gevormd om risico's op te kunnen vangen en de continuïteit van de organisatie te waarborgen. Het (genormaliseerde) positieve resultaat over 2021 is toegevoegd aan het eigen vermogen. Het saldo bedraagt € 13.234.000.

  • Bestemmingsreserve privaat

Deze bestemmingsreserve is opgebouwd uit private middelen. Hieraan is geen beperking aangebracht vanwege derden. Het saldo bedraagt € 3.287.000.

  • Bestemmingsreserve huisvesting Gouda

In 2017 tot en met 2020 is - in verband met het afstoten van gebouw Epsilon - aan het Ronsseplein in Gouda de benodigde huisvesting gerealiseerd. Het gerealiseerde gedeelte van de nieuwbouw, minus de ontvangen vergoeding van de gemeente Gouda, is voor € 4.000.000 geactiveerd en wordt in 15 jaar afgeschreven. Voor de jaarlijkse afschrijvingskosten is een bestemmingsreserve gevormd van € 4.000.000. In 2021 is € 267.000 onttrokken aan de bestemmingsreserve. Het saldo per 31 december 2021 bedraagt € 3.091.000.

  • Bestemmingsreserve Onderwijsconvenant verlichting lerarentekort en werkdruk

Voor de convenantgelden 2019 is een bestemmingsreserve verlichting lerarentekort en werkdruk gevormd. Scholen kunnen deze extra middelen uitgeven aan bijvoorbeeld meer ontwikkeltijd, werkdrukverlichting, begeleiding van startende leerkrachten, begeleiding van zij-instromers, onderwijsinnovatie of maatregelen arbeidsmarktvraagstukken. Aan deze middelen zijn middelen van de gemeente Rotterdam in het kader van de regeling vermindering ervaren werkdruk en/of begeleiding van starters 2018/2019 toegevoegd. De kosten van de werkdruklichtende maatregelen waren in 2021 € 528.000 en zijn ten laste gebracht van deze bestemmingsreserve. Het saldo bedraagt € 432.000.         

  • Bestemmingsreserve Nationaal Programma Onderwijs

Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is een steunprogramma in verband met de coronacrisis om hiermee leerlingen te helpen om leervertragingen en andere problemen aan te pakken die door corona zijn ontstaan. Doordat de middelen vanuit de Regeling NPO zijn aangemerkt als reguliere lumpsum (normatieve Rijksbijdrage), worden de baten verantwoord in het boekjaar waarop de toekenning betrekking heeft. De lasten van het NPO worden verantwoord in het verslagjaar waarop deze lasten betrekking hebben. In 2021 is een bedrag van bijna € 5.300.000 aan subsidie ontvangen.  Voor de niet-bestede middelen in 2021 is een bestemmingsreserve gevormd van ruim € 4.223.000.

  • Bestemmingsreserve BAPO

De  bestemmingsreserve BAPO is gevormd voor uitgestelde BAPO-rechten waarvan de spaarmogelijkheid is vervallen met ingang van 1 augustus 2009. Het saldo bedraagt € 16.000.

  • Bestemmingsfonds Financiële Steun Rotterdam/Dordrecht

Per 1 mei 2021 is de stichting Materiële Steun ontbonden. Het vermogen van € 575.000 is geschonken onder de opdracht het vermogen uitsluitend te besteden ter ondersteuning van het reformatorisch VO in de regio Rotterdam/Dordrecht, in het bijzonder door financiële steun te verlenen als er sprake is van een lange reisafstand en de school anders (financieel) onbereikbaar wordt.

Voor meer inzicht in de opbouw van het eigen vermogen wordt verwezen naar de jaarrekening.

 

13.6 Investeringen

De materiële vaste activa zijn in 2021 toegenomen. In totaal is er in 2021 voor € 3.404.000 geïnvesteerd. Hiervan heeft € 1.449.000 betrekking op investeringen in de verbetering van de luchtkwaliteit en koeling in de Goudse gebouwen Alfa en Bèta en van locatie De Swaef in Rotterdam. De investeringsbegroting voor 2021 bedroeg totaal € 4.502.000, waardoor er per saldo € 1.098.000 minder is geïnvesteerd dan begroot. De meest in het oog springende oorzaak is dat de ventilatie niet in alle gebouwen in één zomer gerealiseerd kon worden.

De materiële vaste activa zullen in 2022 ten gevolge van verwachte investeringen in ventilatie en klimaatbeheersing verder toenemen om daarna, gebaseerd op de meerjaren investeringsbegroting, weer af te nemen.
 

13.7 Allocatie van middelen naar schoolniveau

Eind 2021 is de eerste gezamenlijke begroting 2022 van de scholengroep Driestar-Wartburg vastgesteld. Deze begroting bestaat nog uit twee afzonderlijke deelbegrotingen voor het Driestar College en het Wartburg College. De reden hiervoor is dat de systeemintegratie van de financiële administratie in 2023 wordt gerealiseerd en er daarom nog twee gescheiden boekhoudingen worden gevoerd. Het Driestar College en het Wartburg College hanteerden voor de begroting 2022 elk nog hun eigen allocatiebeleid. De bekostiging wordt aan beide scholen toegerekend op basis van de geldende financieringsregels van het ministerie van OCW. Overige inkomsten worden als regel toegerekend aan de locatie waartoe zij behoren. Dit geldt ook voor de kosten, waarbij de bovenschoolse kosten - mede door de gescheiden boekhoudingen - in redelijk vergelijkbare mate over beide scholen verdeeld zijn. Het proces van begroten is hierdoor ook nog op schoolniveau doorlopen door het College van Bestuur en de directeuren in samenwerking met de afdeling financiën. Binnen beide scholen is sprake van nadrukkelijke samenwerking over locatiegrenzen heen. De eerste stap bij het toedelen van de binnenkomende gelden is het op een kwalitatief voldoende wijze invulling geven aan het onderwijs op de locaties. De resterende middelen zijn beschikbaar voor ondersteunende zaken, zoals leerlingenzorg en ondersteuning, huisvesting, facilitair, directie en staf, en lesmateriaal. Hierbij wensen we ruimte te houden voor onderwijsinnovaties. Zowel de start als de eindbespreking van de gezamenlijke begroting vond schooloverstijgend plaats in een overleg tussen het College van Bestuur en het Directieoverleg.
 

13.8 Convenantsmiddelen

Eind november 2019 heeft het ministerie van OCW de ‘Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging PO en VO 2019’ gepubliceerd. De regeling is een uitvloeisel van het convenant dat een aantal partijen - waaronder de VO-raad - begin november 2019 met de minister sloot. Scholen kunnen deze extra middelen uitgeven aan bijvoorbeeld meer ontwikkeltijd, werkdrukverlichting, begeleiding van startende leerkrachten, begeleiding van zij-instromers, onderwijsinnovatie of maatregelen arbeidsmarktvraagstukken.

In samenspraak met de medezeggenschapsraad zijn de middelen verdeeld over de locaties waar de verdere invulling heeft plaatsgevonden. Per locatie zijn hierin andere keuzes gemaakt. Een belangrijk deel van de werkdrukgelden is besteed aan extra uren voor mentoraat, maar ook voor bijvoorbeeld uren voor de ontwikkeling van meer uitdagend onderwijs en onderwijs op maat (Prepared for Life), het verkleinen van het aantal leerlingen in de burgklas, een ophoging van het aantal begeleidingsuren voor profielwerkstukken, door meer en betere docentwerkplekken te realiseren, door extra inzet van onderwijsassistenten om onder andere collega’s met combinatieklassen en -groepen te ondersteunen, voor teamondersteuning en het creëren van time-outmogelijkheden.

 

13.9 Aanbestedingen

Met regelmaat wordt ons intern inkoop- en aanbestedingsbeleid geactualiseerd. Bij alle investeringen groter dan € 25.000 wordt een aanbestedingsdossier opgebouwd. In 2021 is er passend binnen ons beleid bij meerdere procedures gekozen voor een meervoudige onderhandse procedure en er heeft een Europese aanbesteding plaatsgevonden voor audiovisuele voorzieningen bij het Wartburg College.


13.10 Treasury

Ons treasurystatuut voldoet aan de Regeling beleggen, belenen en derivaten OCW 2016. De algehele doelstelling van de treasuryfunctie is dat deze de financiële continuïteit van de organisatie op zowel de korte als lange termijn waarborgt.

Binnen onze school heeft treasury primair als doel het beheren van financiële risico’s en secundair het reduceren van financieringskosten. De algehele doelstelling voor de treasuryfunctie bij scholengroep Driestar-Wartburg is dat deze gericht is op de financiële continuïteit van de organisatie.

Dit wordt in de volgende doelstellingen en voorwaarden gesplitst:

  • liquiditeit op korte en lange termijn;
  • lage financieringskosten;
  • liquideerbare en risicomijdende beleggingen;
  • kosteneffectief betalingsverkeer.

Bij de Rabobank zijn faciliteiten om gelden in deposito of op een spaarrekening te plaatsen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om conform de richtlijnen van ons treasurystatuut te beleggen in effecten. De scholengroep Driestar-Wartburg belegt niet in een fonds met een kredietwaardigheidsbeoordeling lager dan single A-rating, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingsbureuas Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch.

Vanaf mei 2020 geldt een negatieve rente bij de Rabobank en heeft zowel het Driestar College als het Wartburg College haar liquide middelen grotendeels ondergebracht bij Schatkistbankieren.

In het verslagjaar hebben zich geen liquiditeitsproblemen voorgedaan.


13.11 Risicomanagement / strategische realisatie

Risicomanagement is het identificeren en in sommige gevallen het kwantificeren van risico's en het opstellen van maatregelen om deze risico's te mitigeren. Risicomanagement is onderdeel van het beleid van zowel het Driestar College als het Wartburg College en zal ook in de scholengroep Driestar-Wartburg een continu proces zijn. Een gedegen risicomanagementbeleid draagt bij aan het waarborgen van de continuïteit van onze scholen.

Onze scholen hebben een gestructureerd proces van risicomanagement, wat onder meer inhoudt:

  • het identificeren van risico’s die het realiseren van de doelstellingen van de organisatie zouden kunnen bedreigen;
  • het inschatten van de significantie van deze risico’s;
  • het inschatten van de waarschijnlijkheid dat deze risico’s zich voordoen;
  • het nemen van beslissingen over te ondernemen acties en beheersingsmaatregelen om op deze risico’s in te spelen.

Om op mogelijke risico's te kunnen anticiperen is het belangrijk om deze vroegtijdig te signaleren. We doen dat op verschillende manieren, omdat er sprake is van verschillende categorieën en niveaus van risico’s:

  1. Risicoparagraaf bij het opstellen van plannen
    Bij het opstellen van bijvoorbeeld een projectplan, locatieplan of teamplan wordt gevraagd om in een risicoparagraaf aan te geven welke ongunstige factoren een belemmerende rol kunnen spelen bij het behalen van de in het plan beoogde doelen en welke maatregelen zullen worden genomen als het risico zich voordoet.
  2. Procesrisico’s
    Met de inrichting van onze werkprocessen beogen wij onze activiteiten effectief en efficiënt uit te voeren, betrouwbare (financiële) verslaglegging en naleving van wet- en regelgeving te realiseren. In de wijze waarop we deze processen uitvoeren (administratieve organisatie) zijn maatregelen van interne beheersing genomen. Belangrijke maatregelen van interne beheersing in onze processen zijn: een gedragscode, reglementen, procedures, het (al dan niet gezamenlijk) verlenen van bevoegdheden aan bepaalde personen met een escalatie bij grotere belangen en/of risico’s, functiescheiding, vier ogen principe, fysieke beveiliging, logische toegangsbeveiliging, sleutelbeheer, oogtoezicht, toezicht via camera’s, gescheiden bewaring, registratie van de activiteiten, analyse van informatie, IT- maatregelen, verzekeringen, training van en bewustwording bij medewerkers, actuele procesbeschrijvingen en indien mogelijk wordt het werken conform de processen zoveel mogelijk afgedwongen via een geautomatiseerde workflow.
  3. Interne audits
    Door het uitvoeren van interne audits stellen we vast of er volgens de procesbeschrijvingen wordt gewerkt, de processen verbeterd kunnen worden, de beheersingsmaatregelen voldoen en we (fraude)risico’s tijdig signaleren.
  4. Identificeren van risico’s binnen de school door het opstellen van een risicoanalyse 
    Elk jaar wordt de risicoanalyse geactualiseerd door aan de directies, het bestuur en de stafafdelingen onderstaande vragen te stellen:
    1. Kunnen er risico’s verwijderd worden en waarom?
    2. Moeten er risico’s worden toegevoegd die worden gemist en waarom? En welke beheersingsmaatregelen daarbij nodig zijn.
    3. Volstaan de bij de huidige risico’s genoemde beheersingsmaatregelen of moeten deze worden aangepast of aangescherpt?
  5. Beïnvloeden van het integriteitsklimaat, om te bevorderen dat binnen de organisatie integer wordt gehandeld
    Het integriteitklimaat is een belangrijke bepalende factor voor de effectiviteit van de getroffen controlemaatregelen. Bij het integriteitklimaat gaat het om de wijze waarop mensen binnen de organisatie ervaren hoe zij gestimuleerd worden tot integer gedrag en hoe zij ontmoedigd en verhinderd worden tot frauduleus en corrupt gedrag.

Voor de bepaling van ons weerstandsvermogen gebruiken we de jaarlijks bijgestelde risicoanalyse. De risico’s liggen met name op het terrein van het bieden van een dekkend onderwijsaanbod, een terugloop van het leerlingenaantal, een toenemende zorgvraag van leerlingen, strategisch personeelsbeleid, datalekken en privacy-incidenten, een sterk wisselend politiek klimaat en het eigen risicodragerschap van sociale voorzieningen. Het weerstandsvermogen is de belangrijkste indicator voor het weergeven van de financiële reservepositie. Bij een financiële calamiteit dient het weerstandsvermogen als buffer. Het geeft het vermogen weer om ook in ongunstige tijden de activiteiten te kunnen voortzetten en geeft zodoende een indicatie van de continuïteit van de scholengroep Driestar-Wartburg bij onvoorziene gebeurtenissen.

Op basis van een risicoanalyse is het benodigde weerstandsvermogen vastgesteld voor Driestar op 12,4% en voor Wartburg op 13,3% van de begrote baten bij een gewenst zekerheidsniveau van 95%. Het benodigde weerstandsvermogen van € 10.433.000 blijft hiermee duidelijk onder het normatieve eigen vermogen van € 20.356.000, waaruit blijkt dat de school op basis van onze grondige analyse geen middelen voor het onderwijs ongebruikt op de plank wil laten liggen. Mede dankzij de vorming van eigen vermogen in het verleden is het weerstandsvermogen goed op peil. Ons werkelijke weerstandsvermogen (inclusief private middelen) ligt met € 16.521.000 duidelijk boven het benodigde weerstandsvermogen. Nog niet duidelijk is welk effect de strikte berekeningssystematiek van de voorziening groot onderhoud op het vermogen zal hebben. Waarschijnlijk zal hierdoor het werkelijk publieke eigen vermogen ten opzichte van het normatieve eigen vermogen aanmerkelijk dalen. Het surplus aan weerstandsvermogen kunnen en willen we komende jaren inzetten voor het onderwijs.

Vanwege de fusie zal een groot aantal administratieve processen worden geüniformeerd. In verband hiermee zijn de interne audits uitgesteld tot het najaar van 2023. Het actualiseren van de risicoanalyse is in 2021 uitgesteld tot februari 2022.   
 

13.12 Sponsoring

In de afgelopen jaren zijn geen bijzondere sponsorbedragen ontvangen van het bedrijfsleven of derden.